Herman Brusselmans. Affiche ‘Mooie jonge oppergod Herman Brusselmans. Belgisch Congo’
€17,00
1987 Leuven, Behoud de Begeerte, 34:34 cm.
In stock
Gerelateerd
Remco Campert. Verjaardagsdas.
Originele stropdas die Remco Campert draagt op de iconische omslagfoto van de verhalenbundel ‘Hoe ik mijn verjaardag vierde’ (De Bezige Bij 1969).
De ‘flashy’ das heeft het label van ‘John Stephen, Carnaby Street’. Stephen was één van de belangrijkste mode-ontwerpers uit de ‘Swinging London’ periode, bekend van zijn flamboyante herenmode-accessoires met kleurige bloemmotieven. The Beatles en The Rolling Stones lieten zich ook al eens door hem kleden.
Camperts verjaardagsdas werd eind jaren zestig in de hippe Carnaby Street gekocht door zijn geliefde Deborah Wolf.
Gust Gils (als Konservator van het Muzeum voor Kleine Kurioziteiten). Rapporten uit het Muzeum voor Kleine Kurioziteiten. Rapport 1.
1955 Antwerpen, eigen beheer, 4p. 22:14 cm. Vouwblad.
Afzonderlijke druk van het manifest van het Muzeum voor Kleine Kurioziteiten, ook verschenen in Gard Sivik nummer 4 (december 1955).
Simon Vinkenoog e.a. Parijs 1950-1954.
Een collectie van zesenvijftig originele foto’s uit het archief van Simon Vinkenoog. Vintage prints (6:6 cm.) vrijwel allemaal door Vinkenoog voorzien van jaartal op de achterzijde. Prachtige snapshots uit Vinkenoogs Parijse periode toen hij werkzaam was bij UNESCO als Special Request Documents Officer. Naast inkijkjes in Vinkenoogs woon- en werkruimte, biedt de collectie terras-impressies en worden de nodige geliefden en vrienden geportretteerd. De foto’s brengen de intimiteit van het bohemien milieu ongedwongen in beeld en ademen een grote spontaniteit.
Behalve Vinkenoog zelf zijn onder andere Hans Andreus, Hugo Claus, Rudy Kousbroek, Hanny Michaëlis, Gerard Reve, Bert Schierbeek, Edo Spier en de ouders van Vinkenoog te zien. Vermeldenswaardig is de verloren gewaande foto uit 1951, waarop Hugo Claus samen met een kwaad achterom kijkende non is te zien. Dit beeld zou het verhaal moeten bevestigen dat Claus indertijd op straat jonge nonnen provoceerde door te proberen ze de kap van het hoofd te trekken.
Christian Dotremont. Logogrammes (invitation)
1975 Bruxelles, Jacques Damase Gallery. Invitation (9:17,5 cm.) avec logogramme:
‘Vois aussi ce que tu ne lis pas. Et que j’écris d’ailleurs pour voir’
Jeroen Brouwers. Het hout.
2014 Amsterdam / Antwerpen Uitgeverij Atlas Contact eerste druk 282p. 21,5:14 cm. Linnen met omslag.
Jeroen Brouwers. Kroniek van een karakter.
Deel 1. 1976-1981. De Achterhoek. / Deel 2. 1982-1986. De oude Faust.
1987 Schoten Hadewijch eerste druk 399 / 445p. 23,5:16 cm. garenloos, gekartonneerd met omslagen.
Met inscripties op de titelpagina’s:
“Ik heb een hekel aan brievenbundelingen/ (blz. 7)/ Jeroen Brouwers”
“Waar gaan mijn brieven dan over?/ (deel 1, blz. 9)/ Jeroen Brouwers”
Freddy de Vree. WFH met olifanten. Originele kleurendia’s.
Antwerpen 3 maart 1973. Twee originele kleurendia’s, Quarter-size Minolta 16, door Freddy de Vree. Willem Frederik Hermans in de Antwerpse zoo. 5:5 cm.
Bijgevoegd: Twee kleurenfoto’s van de geprojecteerde dia’s. 13:9 cm.
Henri Borel. Correspondentie met Céline Cruyt.
25 originele handgeschreven brieven (veelal in de originele enveloppen) en kaartjes aan Céline Cruyt (Gent 1861 – ….). 1908-1914. Grotendeels verstuurd uit Nederlandsch Indië en China. Bijgevoegd: reispas van ‘Mademoiselle Cruyt Céline’ (Profession: ‘Commerçante’) uit 1900 (helaas is de pasfoto verwijderd), en een originele foto van Borels zoontje Lodewijk (1905-1973) op zesjarige leeftijd, die later een bekend acteur werd en in Hollywood carrière zou maken.
“Mag ik U echter even opmerken, naar aanlei-/ ding van Uw schrijven, dat ik nergens in mijn/ werken heb gezegd, dat ik den daad der paring/ afschuwelijk vind, maar enkel dien daad uit/ wellust, zonder liefde?”
“dankbaar voel ik, dat ik U zoo veel moois/ heb kunnen doen voelen: ik ben in mijn eigen land, na/ een uitbundig mode-succes, dat mij evenzeer pijn deed/ en ergerde, op zeer ondankbare en oneerlijke manier/ behandeld door de jaloersche critici, omdat ik nooit/ mede wilde doen aan ’t afschuwelijke literaire zo/ glorie en clique leven, en hun zoo irriteerde door/ mijn streng volgehouden isolement. De hedendaag-/ sche literatoren, die hun heil zoeken in ‘woord-/ kunst’, en aan wien de fijne, geestelijke afzoo-/ ming vreemd blijft, haten en bekladden mij. Maar/ nu en dan, uit alle werelddeelen, een enkele/ keer, krijg ik zulke lieve, diepgevoelde, nobele/ brieven over mijn kunst (meestal, doch niet al-/ tijd van vrouwen), dat deze spontane goedheid/ mij alle haat en laster ruim vergoedt.”
“Voor de vlaamsche beweging/ voel ik zeer veel, maar de hef-/ tige strijd tegen fransch be-/ treur ik. Ook ’t fransch is een/ magnifieke taal. Maar de/ Vlamingen behooren in Gent/ een vlaamsche Hoogeschool/ te hebben.”
“Met de z.g. ‘beschaving’(!) en de touristen heb-/ ben alle westersche ondeugden hun entreé in/ Peking gedaan. Er zijn zelfs drie roulette banken/ en er zijn dure cocottes, en nog erger dingen./ De Chineezen hebben ’t al te pakken, en dikwijls/ komen prinsen en zeer hooge mandarijnen/ hier in dit luxe-hotel dineeren, net als europeesche bla-/ sé’s, en die houden er fransche of russische ‘vriendinnen’ op na!/ Goddank is er echter nog o’ zooveel van’t ander mooi/ over, maar daar schrijf ik U nu niet van, want dan/ doe ik dubbel werk, daar het toch alles in mijn boek/ komt, dat U later krijgt.”